Wat betekent pegar in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord pegar in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van pegar in Portugees.

Het woord pegar in Portugees betekent weggrissen, nemen, pakken, halen, iets nemen zonder te vragen, krijgen, bereiken, pakken, grijpen, pakken, grijpen, vastnemen, vastgrijpen, vastpakken, snappen, oppakken, oprapen, halen, pakken, vangen, oppikken, vatten, betrappen, nemen, pakken, ontsteken, als vanger spelen, strikken leggen, jagen, halen, krijgen, krijgen, grijpen, te pakken krijgen, ontlenen aan, te pakken krijgen, bezoeken, bekijken, vangen, goed/getrouw weergeven, vatten, vasthouden, vangen, tikkertje doen/spelen, in de kraag vatten, grijpen, in de val laten lopen, rijden met, vangen, strikken, vastzitten, betrappen, pakken, nemen, arresteren, inrekenen, aanraken, pakken, grijpen, ophalen, klitten, plakken, iets ergens uitvissen, gaan halen, stelen, oplopen, opdoen, greep krijgen op iets, vangen, opvangen, grijpen, pakken, betrappen, met beide handen aangrijpen, ergens bij kunnen, nemen, aannemen, ontvangen, aan de haak slaan, starten, aangaan, werken, functioneren, aanslaan, vangen, accepteren, bemachtigen, in slaap vallen, verrassen, bekritiseren, betrappen, begrip, vat, in brand vliegen, in vlammen uitbarsten, achter de meisjes aan zitten, gaan halen, in vlammen opgaan, liften, een lening afsluiten, de koe bij de horens vatten, de wapens oppakken, de wapens opnemen, funest zijn voor, iets onder de knie krijgen, liften, overslaan, iets lenen, vaart krijgen, zijn biezen pakken, aansteken, onverwacht aanvallen, betrappen, op sleeptouw nemen, instappen, binnenlaten, lenen, krabben vangen, meeliften, meeliften op, ontvlammen, halen, een steekproef uitvoeren, scheppen, lepelen, in/met een net vangen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord pegar

weggrissen

nemen, pakken, halen

(transporte)

Bill precisa pegar um ônibus para vir da cidade.

iets nemen zonder te vragen

(BRA, para si mesmo)

Ela pegou para si materiais de escritório.

krijgen

verbo transitivo

Ele pegou gripe e precisou ficar em casa.

bereiken

verbo transitivo (col, fazer contato por telefone)

Deixa ver se eu o pego para perguntar sobre a festa.

pakken, grijpen

Jason a pegou pelo pulso.

pakken, grijpen, vastnemen, vastgrijpen, vastpakken

Ele pegou minha mão e me puxou.

snappen

(informeel)

oppakken, oprapen

Peguei o livro que tinha caído no chão.

halen, pakken

verbo transitivo

Eu vou pegar outro prato para você.

vangen

verbo transitivo (pesca, caça)

Pegamos cinco salmões no rio.

oppikken

(figurado, gíria) (informeel)

Lisa pegou um cara num bar ontem à noite.

vatten

verbo transitivo (doença)

Leah pega resfriado todo verão.

betrappen

A polícia o pegou no flagra.

nemen, pakken

verbo transitivo (servir-se (comida, bebida, etc.)

Por favor, pegue um bolo da bandeja.

ontsteken

(motor: entrar em ignição) (motor)

Eventualmente, o motor pegou e eles voltaram para casa.

als vanger spelen

(esporte)

Jennifer está pegando todas no softbol hoje.

strikken leggen, jagen

(pegar na armadilha)

Ele passou a juventude pegando animais na floresta do norte.

halen

verbo transitivo

Eu só vou pegar mais leite.

krijgen

verbo transitivo

Ele pegou 10 anos por roubo armado.

krijgen

verbo transitivo (vingança)

Eu vou pegar você por isso!

grijpen, te pakken krijgen

verbo transitivo

A polícia o pegou no fim.

ontlenen aan

Este musical pega inspiração em uma peça de Shakespeare.

te pakken krijgen

verbo transitivo

Você pode conseguir pegá-lo se andar depressa.

bezoeken, bekijken

(figurado)

Vamos pegar a mostra de arte no museu antes que ele feche.

vangen

A mosca foi pega na teia de aranha.

goed/getrouw weergeven, vatten

(figurado)

A artista pegou sua expressão lindamente.

vasthouden

(informal)

Você poderia pegar meu casaco por um segundo enquanto eu telefono?

vangen

(BRA) (honkbal)

tikkertje doen/spelen

(BRA, figurado, brincadeira infantil)

John pegou Andrew que pegou Paula.

in de kraag vatten

verbo transitivo (informal: pegar criminoso) (informeel)

grijpen

Ela pegou o dinheiro e correu para a loja.

in de val laten lopen

(numa armadilha) (figuurlijk)

rijden met

verbo transitivo (viajar como passageiro)

Pego o ônibus para o trabalho todos os dias.

vangen, strikken

verbo transitivo (animal: numa armadilha)

vastzitten

verbo transitivo

Fui pego numa conversa com ele por duas horas.

betrappen, pakken

verbo transitivo

Os policiais pegaram o suspeito.

nemen

(trem, ônibus, táxi) (openbaar vervoer)

Pegamos um táxi para ir para casa no fim da noite.

arresteren, inrekenen

verbo transitivo

A polícia capturou o criminoso sem problemas.

aanraken

Ele tocou o ombro dela.

pakken, grijpen

Anna agarrou a raquete com força quando entrou na quadra de tênis.

ophalen

Vou buscar as crianças na escola hoje.

klitten, plakken

(figurado: emocionalmente) (figuurlijk)

Eu não gosto da forma como a namorada de Roger gruda nele.

iets ergens uitvissen

gaan halen

Por que você e Phil não buscam cerveja?
Waarom gaan jij en Phil geen bier halen?

stelen

Ele não tinha dinheiro para pagar pelo doce, então ele simplesmente roubou.

oplopen, opdoen

(ziekte)

Eu contraí um resfriado no fim de semana.

greep krijgen op iets

verbo transitivo (agarrar, aproveitar)

Antes de levantar, agarre bem a carga e veja não é pesada demais.

vangen, opvangen

verbo transitivo

Eu consigo agarrar a bola com uma mão.

grijpen, pakken

verbo transitivo

Nancy agarrou o braço de Edward.

betrappen

met beide handen aangrijpen

(figurativo: agarrar uma oportunidade) (figuurlijk)

ergens bij kunnen

verbo transitivo

Pode alcançar os óculos no alto da prateleira?

nemen, aannemen, ontvangen

Eu me recuso a aceitar seu dinheiro.

aan de haak slaan

verbo transitivo (ook figuurlijk)

Tina pescou uns peixes hoje de manhã.

starten, aangaan, werken, functioneren

(máquina: pôr-se em funcionamento)

Tivemos que lubrificá-lo quatro vezes antes que a máquina funcionasse.

aanslaan

O soro nem sempre funciona na primeira vez e pode ser necessária uma segunda inoculação.

vangen

verbo transitivo (jacht)

Pegamos dez pares de faisões na caçada.

accepteren

verbo transitivo (pagamento) (als betaling)

Você vai aceitar trezentas libras pela mesa?

bemachtigen

verbo transitivo

in slaap vallen

(BRA)

Ele cochilou enquanto dirigia e destruiu o carro dele.

verrassen

A tempestade repentina nos surpreendeu.

bekritiseren

Eu odeio ele, está sempre me criticando.

betrappen

A polícia surpreendeu os ladrões com o dinheiro nas mãos.

begrip

expressão (compreende facilmente)

ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês De jongen was niet erg snel van begrip.

vat

expressão verbal

Não consigo pegar o jeito disso. Você pode explicar de novo?

in brand vliegen, in vlammen uitbarsten

(informal)

achter de meisjes aan zitten

(informal) (informeel)

gaan halen

expressão verbal

Você poderia ir pegar a bolsa que deixei lá no carro?
Wil je alsjeblieft mijn tas gaan halen die ik achterliet in de auto?

in vlammen opgaan

(incendiar-se)

Ele assistiu desolado sua casa virar cinzas.
Hij keek wanhopig toe hoe zijn huis in vlammen opging.

liften

Ik moet waarschijnlijk liften naar de luchthaven.

een lening afsluiten

expressão (pegar dinheiro emprestado com juros)

de koe bij de horens vatten

(figurado: enfrentar corajosamente) (figuurlijk)

de wapens oppakken, de wapens opnemen

expressão (preparar para guerra)

funest zijn voor

(trazer o caos)

iets onder de knie krijgen

(figurado) (figuurlijk)

liften

(BRA)

overslaan

(ontstekingsfout)

iets lenen

expressão verbal

Posso pegar sua caneta emprestada?

vaart krijgen

A bicicleta dele começou ganhar velocidade quando ele desceu a colina.
Zijn fiets kreeg vaart toen hij de heuvel afreed.

zijn biezen pakken

expressão (figuurlijk)

aansteken

expressão verbal (figurado, animado) (figuurlijk)

onverwacht aanvallen

locução verbal

betrappen

expressão

op sleeptouw nemen

(BRA, figurado) (figuurlijk)

instappen, binnenlaten

(BRA)

Você não pode ultrapassar um ônibus escolar que esteja parado para pegar passageiros.

lenen

expressão verbal

O governo precisa de verbas adicionais, por isso terá que pegar (or: pedir) emprestado.

krabben vangen

Fomos pegar caranguejos e pegamos dois caranguejos pequenos.

meeliften

(BRA)

meeliften op

(BRA)

ontvlammen

expressão verbal

Lou jogou um fósforo e a gasolina pegou fogo.

halen

locução verbal (transporte)

Eu tenho que correr se eu quiser pegar a tempo o meu trem.

een steekproef uitvoeren

expressão verbal

Eles pegaram amostra da lagoa em cinco profundidades diferentes.

scheppen, lepelen

locução verbal

Tire a gordura com uma colher quando a sopa esfriar.

in/met een net vangen

expressão verbal

Brian pegou na rede um peixe do riacho.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van pegar in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.