Wat betekent blanco in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord blanco in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van blanco in Spaans.

Het woord blanco in Spaans betekent wit, wit, doelwit, bleek, schietschijf, roos, blank, wit, wit, mikpunt, doelwit, bleekscheet, roos, goed doelwit, sneeuwwit, schot dat raak is, doel, doelwit, geschikt doelwit, geschikt slachtoffer, blanke burgerlijke traditionele Amerikaan, bleek, flets, dartbord, licht, bleek, blank, mikpunt, slachtoffer, groen, grijs, zwart-wit, haagdoorn, terugdeinzen, terugschrikken, zwart-wit, redneck, slapeloos, zonder lijntjes, richting het doel, ad fundum, aandachtspunt, spritzer, zwart-witfotografie, gemakkelijk doelwit, makkelijk doelwit, wittebrood, avondkleding, blanco endossement, openstaan voor kritiek, blanco, zwart-wit, zwart-wit, Hock, gemakkelijk doelwit, makkelijk doelwit, grijzen, op nul, zwart-wit, tekst kwijt zijn, raken, cracker, chenille, lege plek, spatie. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord blanco

wit

nombre masculino

¿Tiene este vestido en blanco o en negro?

wit

adjetivo

Ella imprimió el documento en una hoja de papel blanca.

doelwit

nombre masculino

El presidente era el blanco del francotirador, así que lo mantuvieron cubierto.

bleek

adjetivo (piel)

Soy tan blanco que nunca me bronceo.

schietschijf, roos

nombre masculino

Ellos colocaron el blanco a treinta metros de distancia.

blank

adjetivo

Aunque hay muchas personas blancas en esta ciudad, la cantidad de personas de otras etnias se ha incrementado dramáticamente.

wit

adjetivo (vino)

Normalmente bebemos vino blanco con el pescado.

wit

Tendremos una Navidad blanca si se cumplen los pronósticos del tiempo.

mikpunt, doelwit

nombre masculino (figuurlijk)

El presidente es blanco de muchos chistes.

bleekscheet

(inf., beledigend)

El hombre dijo que un blanco le robó.

roos

nombre masculino (schijf)

Juan tiró el dardo que dio en el blanco.

goed doelwit

nombre masculino

Si vas vestida así vas a ser el blanco de las burlas.

sneeuwwit

adjetivo

Su barba es blanca pero su cabello todavía es negro.

schot dat raak is

De cinco flechas lanzadas, lograste tres blancos.

doel, doelwit

Dio en el blanco al tercer tiro con el arco.

geschikt doelwit, geschikt slachtoffer

El carterista buscaba un nuevo blanco con la cartera llena.

blanke burgerlijke traditionele Amerikaan

locución nominal masculina

Los socios del despacho jurídico son todos blancos, anglosajones y protestantes.

bleek, flets

Las niñas evitaban tanto el sol que estaban pálidas.

dartbord

Los niños pegaron una foto de su profesor en la diana.

licht, bleek, blank

La niña escocesa tenía una hermosa piel clara.

mikpunt, slachtoffer

(MX, coloquial) (van grap of spot)

Agarrábamos a John de nuestro puerquito en la escuela.

groen, grijs

Deberías recostarte. Te ves pálido.

zwart-wit

La familia no podía comprar un televisor nuevo, así que miraban los programas en una vieja pantalla monocromática.

haagdoorn

(plantkunde)

Un pequeño majuelo creció a un lado de la entrada del edificio.

terugdeinzen, terugschrikken

zwart-wit

Sorprendentemente, la fotografía monocromática tenía mucho detalle.

redneck

(voz inglesa) (anglicisme)

Este es un verdadero pueblo redneck.

slapeloos

Cuando tienes un bebé, debes esperar noches sin poder dormir.

zonder lijntjes

(papel) (papier)

richting het doel

ad fundum

(coloquial, brindis) (informeel)

¡Arriba, abajo, al centro y adentro todo el mundo!

aandachtspunt

spritzer

(wijn met frisdrank)

zwart-witfotografie

Mi fotógrafo preferido es Balthasar Burkhard. Me fascinan sus fotografías blanco y negro.

gemakkelijk doelwit, makkelijk doelwit

(figuurlijk)

El estudio es un blanco fácil para los críticos que dicen que los resultados eran predecibles.

wittebrood

locución nominal masculina

El pan de salvado es más nutritivo que el pan blanco.

avondkleding

(corbata)

Usaré moño blanco para el baile del alcalde.

blanco endossement

(handel)

openstaan voor kritiek

locución verbal

Al actuar de una manera tan impulsiva fue blanco de las críticas.

blanco

locución adjetiva

Por favor, rellenen los espacios en blanco en el formulario de solicitud.

zwart-wit

zwart-wit

locución adjetiva

Las fotografías en blanco y negro dependen de la composición en lugar del color.

Hock

(Duitse witte wijn)

gemakkelijk doelwit, makkelijk doelwit

(letterlijk)

El barco de movimiento lento era un blanco fácil.

grijzen

(pelo) (haar)

op nul

locución adjetiva (black-out)

Cuando Hazel tomó su lápiz para empezar el examen, su mente estaba en blanco.

zwart-wit

La situación puede parecer meridianamente clara, pero en realidad es complicada.

tekst kwijt zijn

locución verbal (coloquial)

Cuando le llegó el momento de hablar, el actor se quedó en blanco completamente.

raken

locución verbal (acertar)

La flecha dio en el blanco.

cracker

(potencialmente ofensivo) (pejoratief, slang in de VS)

Los blancos pobres son descendientes de emigrantes europeos.

chenille

locución adjetiva

lege plek, spatie

Rellenen los espacios en blanco de la primera sección del formulario de solicitud.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van blanco in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.